Het tragische ongeluk

 

Jacobus en Egberdina Ebbenn - Janssen

Zaterdagmiddag 14 februari 1931 vertrok vanaf de Maasbrug in
Venlo een extra autobus van de firma Kuipers uit Venray om 23
inzittende marktbezoekers naar huis te brengen. De weg liep met
een grote boog om de infanteriekazerne te Blerick heen en liep
verder parallel aan de spoorlijn naar Nijmegen. Spoedig werd de
overweg bij wachtpost 66 bereikt. De meeste bussen reden hier
rechtdoor om via Grubbenvorst naar Horst en Venray te gaan, maar
deze zaterdagse marktbus sloeg hier linksaf om via deze overweg
naar Horst te rijden. Op hetzelfde moment naderde een
personentrein die om 13.03 uur uit Venlo richting Nijmegen was
vertrokken en die het laatst in Blerick om 13.10 uur had gestopt.
Bij wachtpost 66 aangekomen had de buschauffeur niet het minste
vermoeden van het naderende gevaar. Bij de bewaakte overweg
waren de overwegbomen nog geopend en de chauffeur reed de
overweg op. Juist op dat moment was ook de trein ter plekke en
ondanks krachtig remmen van de machinist boorde de trein zich met
een ontzettende slag midden in de bus. De bus werd met de
inzittenden 150 meter door de trein voortgeduwd en verpletterd.

Drie mensen waren op slag dood, drie raakten zwaar gewond, twee
overleden later aan hun verwondingen en de andere inzittenden
raakten licht tot ernstig gewond. Het geschreeuw van de gewonden
was op grote afstand te horen. De ravage was enorm: de autobus
was totaal versplinterd en de brokstukken lagen over een groot
terrein verspreid. Men achtte het een wonder dat niet alle inzittenden
vermorzeld waren.

Wachtpost 66
De overweg was een bewaakte overweg met slagbomen. Bij de
overweg stond het wachthuisje en daarachter lag de kleine woning
van wachtpost 66.
Hier woonde de familie Ebbenn-Janssen: vader en moeder met hun
12 kinderen. Vader en de oudste zoon werkten resp. als ploegbaas
en baanarbeider bij de spoorwegen en de 49-jarige mevr. Egberdina
Ebbenn was al 26 jaar in dienst bij N.S. als wachteres van bewaakte
overwegen. Ze deed eerder dienst in Gennep, St.Oedenrode,
Veghel en nu in Blerick. Tijdens haar huwelijk kreeg ze vijftien
kinderen, waarvan er nog twaalf in leven waren. De jongste was
amper een jaar oud.
Haar taak bestond uit het neerlaten van de overwegbomen bij het
naderen van een trein en na het passeren van de trein deze weer in
verticale stand te brengen. Drie minuten vóór de komst van de trein
zou ze door een kloksignaal gewaarschuwd worden.
Haar dienst begon ’s morgens om 05.02 uur en eindigde ’s avonds
om 17.02 uur, zodat ze dagelijks twaalf uur onafgebroken dienst
verrichtte, zonder enige rust. Voor haar werk kreeg ze een
vergoeding van f 578 per jaar, waarvan ze 3,5% moest betalen aan
pensioenpremie en ziekenfonds.
De lijn Venlo – Nijmegen werd als een zeer drukke lijn beschouwd,
omdat er dagelijks ca. 63 treinen passeerden. Vanwege de drukke
lijn kreeg mevr. Ebbenn nog wekelijks f 1 toeslag.
(Als men bedenkt dat de wachteres bij iedere passerende trein ca.
10 minuten in de weer was, dan zou ze zich in die twaalf uur
durende diensttijd in totaal 1½ uur met andere zaken (rust, eten en
huishouden) bezig kunnen houden. En dat zeven dagen per week!)

Mevrouw Ebbenn voelde zich de laatste tijd niet zo goed, ze had last
van duizelingen en ze was daarom onlangs nog bij een dokter
geweest, maar die tilde daar niet zo zwaar aan. Haar werkgever zou
op de hoogte zijn geweest van haar zwakke gezondheid. De oudste
dochter had al eens gevraagd om het werk van haar moeder te
mogen overnemen, maar dat werd geweigerd. Haar man had al
meerdere keren om overplaatsing naar een lichtere post gevraagd.
Maar er was niets voorhanden. Onlangs had ze een post in
Ravenstein aangeboden gekregen, maar de wachterswoning aldaar
was te klein om het grote gezin te herbergen.
Op die bewuste middag was de wachteres druk met haar
huishouden bezig, daardoor had ze het sein van de naderende trein
niet gehoord. Ze kwam naar buiten op het moment dat de trein de
bus greep. Totaal van streek, een zenuwcrisis nabij werd ze in haar
wachtpost gebracht. Ze kon voorlopig niet verhoord worden.

Ooggetuigen vertelden:

  1. De trein nam de autobus op de buffers en droeg deze in volle
    vaart voor zich uit. Enkele inzittenden werden spoedig uit de
    opengereten bus geslingerd, terwijl anderen tegen en om de
    trein bleven hangen of tussen de overblijfselen van de bus
    beklemd raakten. De passagiers van de trein stapten gillend uit
    en liepen in het wild rond.
  2. Een 25-jarige radiohandelaar uit Heerlen, zag het ongeluk voor
    zijn ogen gebeuren. Hij sprong uit zijn auto en liep naar de trein
    die inmiddels stil stond. Hij hielp een tweetal personen, die tegen
    en op de locomotief zaten, naar beneden. Links en rechts van de
    spoorlijn lagen gewonden en dode passagiers. Er moest meer
    hulp komen. De jongeman sprong in zijn auto om in Venlo de
    politie en hulpdiensten te waarschuwen.
  3. Een 26-jarige bakker uit Horst, die met twee gebroken benen en
    een hoofdwond werd opgenomen in het ziekenhuis, vertelde: Ik
    stond voorin, achter de chauffeur. Ik zag dat hij zijn hand naar
    links uitstak om zo een teken te geven dat hij de overweg wilde
    oversteken. Midden op de overweg aangekomen, zag ik, hevig
    schrikkend, dat een locomotief op onze bus kwam aanstormen.
  4. Een veertienjarige knaap werd uit de bus geslingerd en kwam
    voor op de locomotief bij bewustzijn. Hij kwam er van af met een
    paar schrammen en kneuzingen.
  5. De buschauffeur vertelde: De bomen waren open en ik heb geen
    trein gezien. Ik heb nog mijn hand uitgestoken ten teken dat ik
    de overweg wilde passeren. Ik ben altijd erg voorzichtig bij
    overwegen, omdat mij acht jaar geleden een bijna ongeluk is
    overkomen. Ik was toen chauffeur bij een dokter en kon gelukkig zo hard
    remmen zodat ik bijna onmiddellijk stilstond. De trein passeerde
    toen op een paar decimeter afstand.
    Nu was hij minder fortuinlijk. In zijn doodsangst heeft hij zich
    kunnen vastgrijpen aan de rechterlantaarn van de locomotief en
    heeft zich zo honderd meter later meesleuren, voordat de trein
    tot stilstand kwam. Hij overleefde het ongeluk met slechts enkele
    vleeswonden en een hevige shock.
  6.  Een treinpassagier vertelt: Wij hadden juist station Blerick
    verlaten en de overweg bij wachtpost 66 bereikt, toen wij een
    hevig gekraak hoorden en een schok waarnamen. Het was ons
    onmiddellijk duidelijk dat er iets bijzonders gebeurd moest zijn. Ik
    sprong op en liep met zo’n vaart naar het coupéraampje dat ik
    mijn hoofd stootte en zag op dat zelfde ogenblik dat een zwaar
    voorwerp voorbij vloog, dat later het afgerukte dak van de
    autobus bleek te zijn. Enige seconden later stond de trein met
    een ruk stil en waren wij getuige van de ontzettende
    gebeurtenis. De motor van de bus en de motorkap zaten onder
    de locomotief, waaronder later drie slachtoffers werden
    weggehaald. Aan alle kanten hoorden we het gekerm van
    gewonden, die ten dele tussen de resten van de autobus
    beklemd zaten en voor een ander deel kreunend langs de weg
    lagen. Van alle kanten werd hulp geboden, maar het
    reddingswerk kwam pas goed op gang toen een aantal
    geneeskundigen arriveerden. Vooral de aanwezige militaire
    dokter verrichtte goed werk.
    De treinpassagiers waren ontzet over het gebeurde en de
    stemming in de trein was dan ook zeer bedrukt toen die na
    precies 1 uur en 13 minuten stagnatie te hebben gehad, de reis
    naar het noorden voortzette.

Hulpverlening

Direct na het ongeluk werd door voorbijgangers de politie en de
hulpdiensten te Venlo gewaarschuwd. Onmiddellijk spoedden
doktoren en geestelijken zich per auto naar de plaats van het
ongeluk, gevolgd door de militaire politie. Het terrein werd door
militairen afgezet om de duizenden nieuwsgierigen op een afstand
te houden. De burgemeesters van Venlo, Horst, Sevenum en
Grubbenvorst waren spoedig persoonlijk aanwezig, alsook de
stationschef en de onderstationschef van Venlo.
Onder leiding van militairen werden de gewonden, na de eerste
hulp, onmiddellijk met particuliere auto’s naar het
St. Jozefziekenhuis te Venlo gebracht. De marechaussee stelde een
uitvoerig onderzoek in.
Om 15.00 uur arriveerde het parket uit Roermond: officier van justitie
mr. dr. Rieter en rechtercommissaris mr. Marres en dhr. Hox,
waarnemend griffier, die ter plaatse een onderzoek instelden en het
spoorwegpersoneel en de gewonden, voor zover deze tot het geven
van inlichtingen in staat waren, ondervroegen.

Blijken van medeleven
De burgemeesters van Venlo, Venray en Horst kregen telegrammen
van H.M. Koningin Wilhelmina, de commissaris der Koningin in
Limburg en de Bond van Nederlandse autobusondernemingen met
het verzoek hun oprechte deelneming aan de nabestaande van de
slachtoffers over te brengen.
De commissaris der Koningin bezocht het St. Jozefziekenhuis om
zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de toestand van de
gewonden.

Oorzaak van de ramp
De oorzaak van de ramp waren de openstaande spoorbomen, die
de overwegwachteres had moeten sluiten. De media nam het al snel
op voor de moeder van het grote gezin. Dat er sprake was van
nalatigheid was wel duidelijk, maar de vraag was of dat ook
verwijtbaar was? De pers was van mening dat er kritisch naar de
N.S. gekeken moest worden. Welk bedrijf haalde het in zijn hoofd
om zo’n zware post toe te vertrouwen aan een vrouw die én ziekelijk
én de zorg voor zo’n groot gezin had. Die verontwaardiging was niet
alleen in Venlo te horen.
In heel Nederland nam men het op voor de ongelukkige
spoorwachteres. Deze campagne werd voortgezet in cabaretliedjes.
In de liedjes draaide het niet om de slachtoffers, de afschuwelijke
details, de uiteen gereten bus of het gekerm van de gewonden,
maar het ging om de wachteres met haar talrijke kroost, die
verzuimd had de bomen te sluiten. De dichter klaagde de wachteres
niet aan voor haar schuld, maar beklaagde haar lot.

Epiloog
Wachteres Egberdina Ebbenn van wachtpost 66 te Blerick werd ten
gevolge van het niet sluiten van de bomen van haar wachtpost, op
27 maart 1931 door de N.S. op staande voet ontslagen. Ze was tot
die datum ziek. “Zo betaalt ook nu weer de arbeidster met broodroof
voor de gevolgen van de rationalisatie van de directie”, aldus de
krant.

Rechtzaak:
De rechtbank van Roermond deed op 16 juni 1931 uitspraak in de
zaak tegen mevr. Ebbenn-Janssen uit Grubbenvorst en veroordeelde
haar tot een maand hechtenis, wegens “het doen ontstaan van
gevaar voor het verkeer door mechanische kracht over een
spoorweg”. De eis was: drie maanden hechtenis wegens dood door
schuld. De straf werd uiteindelijk verminderd tot een week hechtenis
doordat koningin Wilhelmina gratie verleende.
Intussen was het gezin van de wachteres overgeplaatst naar
wachtpost 56 bij Melderslo. In wachtpost 66 trok een ander
spoorweggezin en ook deze vrouw bewaakte de overweg.
Op het einde van de vijftiger jaren kwam de spoorwegovergang bij
wachtpost 66 te vervallen. Het verkeer maakte sindsdien gebruik
van de onderdoorgang bij het enkele honderden meters verderop
gelegen spoorviaduct over de Horsterweg.

Bronnen:
Nieuwe Venloosche Courant
Het Vaderland, Ned. krant uitgegeven in Den Haag, in de jaren
1869-1981
Nieuwsblad van het Noorden, Groningen, 1888-2002
Peel en Maas
Tribune, uitg. SP
Buun, 2001
www.maaslijn.net/post66
Met dank aan Jan van Rens, Ruud Timmermans en Birgitte Beeren
voor hun bijdrage.
Op pagina 48-49 van het boek “Oud Horst in het nieuws, 1930-1938”
besteedt Loe Derix ook aandacht aan dit ongeluk

 


Het vrouwtje van den overweg

Bron: https://muzikum.eu/nl/willy-derby/het-vrouwtje-van-den-overweg-songtekst

 

Mevrouw, ik schrijf u need’rig dit verzoekschrift
Omdat ik graag gerustgesteld wil zijn
Want de onzekerheid, hoe ’t met mij afloopt
Kwelt dag en nacht mijn moegetobde brein
‘k Moet mettertijd voor het Gerecht verschijnen
Omdat ‘k den spoorweg niet goed heb bewaakt
Een droeve ramp heb ik op mijn geweten
Wijl mijn plicht –slechts even – heb verzaakt

Ik smeek u bij voorbaat om gratie
Ik bid u, ach heb medelij
Ik vraag u dit slechts voor mijn kind’ren
Wijl ‘k moeder ben, net zooals gij

Ik doe m’n werk voor ’n meer dan schamel weekloon
Mij man is ook in dienst der maatschappij
Maar, als het huisgezin zich telkens uitbreidt
Dan komt het spook der armoede nabij
Als veertien monden daag’lijks voedsel vragen
Wanneer de zorg je moeder vermoordt
Ben je versuft… dan is het te verklaren
Dat je het waarschuwend signaal niet hoort

Ik smeek u bij voorbaat om gratie
Ik bid u, ach heb medelij
Ik vraag u dit slechts voor mijn kind’ren
Wijl ‘k moeder ben, net zooals gij

Maar nooit zal ik dien droeven dag vergeten
Toen door mijn schuld.. ja “schuld” zoo zegt de wet
Die autobus met levensblijde menschen
Door ’n daverenden sneltrein werd verplet
Het doodsgegil zal ‘k altijd blijven hooren
Dat gaat mij nooit.. neen, nooit meer uit mijn hoofd
De zwaarste straf heb ik al reeds ontvangen
Gemoedsrust is voor altijd mij ontroofd

Ik smeek u bij voorbaat om gratie
Ik bid u, ach heb medelij
Ik vraag u dit slechts voor mijn kind’ren
Wijl ‘k moeder ben, net zooals gij